EEN BUURT MET OPPORTUNITEITEN
Tijd voor een rondleiding door het gebouw en langs de bewoners van de Winkelhaak.
Klara zag het ondernemerschap doorheen de jaren evolueren: “De zelfstandige ondernemer is veranderd. 10 jaar geleden viel je sociale leven samen met je professionele leven: er werd de klok rond gewerkt in de Winkelhaak en iedereen kende iedereen. Vandaag kiest de zelfstandige voor een evenwichtige werk-privébalans met stabielere uren. Dat zorgt voor een andere dynamiek in het gebouw. We moeten nu meer inzetten op interactie tussen de bewoners waar het vroeger vanzelf gebeurde: tijdens de lange werkuren konden ze makkelijker bij elkaar terecht om even te ontspannen met een drankje of via een partijtje pingpong.
Ook het deels thuiswerken is een blijvertje. Dat maakt het moeilijk om iets te organiseren waar iedereen kan bij zijn.” Bij ssnn hebben ze dat goed opgelost: om de kosten betaalbaar te houden, deelt dit grafisch bureau de ruimte met nog 2 andere complementaire bedrijven. Zo kunnen ze grote klanten of bij complexe opdrachten een dienstverlening aanbieden die verder gaat dan enkel hun eigen expertise. “Een mooi voorbeeld van samenwerking en versterking”, merkt Leona op. “Elke ondernemer leert hier sowieso interessante collega’s kennen, dikwijls worden het vriendschappen voor het leven”, bevestigt Klara.
De Winkelhaak kijkt uit op de achterkant van de voormalige cinema Rubens. Leona betreurt dat het niet gelukt is om dit bouwblok destijds mee op te nemen in het masterplan van de stationsbuurt. De originele plannen voorzagen dat de parking in de Lange Winkelhaakstraat plaats zou maken voor een wandelboulevard, waarbij cinema Rubens een lifestyleconcept zou huisvesten en via een nieuwe glasgevel de doorsteek zou worden van de Winkelhaak naar het Centraal Station. Helaas staat het gebouw er nog altijd bij zoals 25 jaar geleden en is er niets mee gebeurd. Leona: “Het blijft een belangrijke plek in de buurt die nog voor een nieuwe impuls kan zorgen, laat ons hopen dat er goeie keuzes gemaakt worden als het zover is.”
We springen kort binnen bij The New Drive, een adviesbureau voor transitievraagstukken rond duurzaamheid en mobiliteit. Was in 2002 de buurt moeilijk bereikbaar, dan is dat intussen totaal veranderd: de nabijheid van alle openbaar vervoer maakt de stationswijk vandaag net populair. “Meer en meer zijn we bereid de auto achterwege te laten en gebruik te maken van het openbaar vervoer en de fiets. Dat vraagt voor een stad als Antwerpen grote aanpassingen. Willen we een Smart City worden dan is daar nog veel winst te rapen”, adviseert Mark van Kerkhof, directeur van The New Drive. “Voor ons bedrijf was het evident dat we ons hier zouden vestigen, het onderstreept onze eigen visie en bewijst dat ook kleine bedrijven kunnen bijdragen aan het halen van de klimaatdoelstellingen. We werken deels thuis, deels hier en houden via digitale technieken binding met onze bedrijfscultuur”. Mede-eigenaar Sven Huysmans toont de meetingroom, de belhokjes en de digiroom. De hybride werkplaats maakt indruk op de oud-burgemeester.
DE NIEUWE GENERATIE ONTWERPERS
Een stop op de eerste verdieping brengt ons bij JINC, een sociaal economiebedrijf. Hun werking wil de brug slaan tussen het onderwijs en de bedrijfswereld. Hiervoor laten ze kinderen — vaak uit een kwetsbare omgeving — kennismaken met uiteenlopende beroepen.
Directeur Koen Van Roey: “We zijn een buitenbeentje in de Winkelhaak en dat was een bewuste keuze. We zochten een omgeving waar we verbinding konden maken met ondernemers.”
Klara: “Onder andere deze wijk is een belangrijk werkveld voor JINC. Voor ons is het een meerwaarde om de buurtkinderen te tonen wat creatieve beroepen zijn. Ik heb bij mijn ouders destijds ook moeten verdedigen dat je met productontwikkeling je boterham kan verdienen. Dat is met deze nieuwe generatie kinderen niet anders. Ze zijn gelukkig heel nieuwsgierig. Dat is goed, want de creatieve sector bestaat vooral uit witte ontwerpers. Het mag best wat internationaler en gekleurder. Het is ook voor onze sector een leerproces om dat talent te zien en de eigenheid van deze jongeren te erkennen als een meerwaarde. Na vijftig jaar migratie, mag dat wel eens.”